Een leervertelling (midrash), een poging om de diepte van de Bijbeltekst en wat dat met een mens kan doen te vertellen.
Wees hier aanwezig, woord ons gegeven / dat ik U horen mag, met hart en ziel. (Huub Oosterhuis, Liedboek 597)
Wat bedoelt Jezus wanneer hij zegt ik ben het brood dat leven geeft? En hoe kan ik dat met kinderen ontdekken? Ik zit in mijn kantoor en denk na over de voorbereiding van een bijeenkomst met zo’n twintig kinderen van 11-12 jaar die elkaar niet goed kennen. Zij vormen een onderdeel van de vakantiebijbelclub voor kinderen van 4-12 jaar.
We gaan zo verder, maar eerst, naar goed Joods gebruik een mop: er waren eens 2 beren. Die 2 beren gingen brood halen, want ze hadden geen brood meer. Ze kwamen aan bij de bakker, toen zei de bakker ”Het is de eerste keer dat ik 2 beren te voet zie gaan om brood”. Zeggen die beren ”Ja, dat zal ook wel de laatste keer zijn, want morgen is onze tandem weer gefixed”
Terug naar de vraag: hoe kan ik Joh. 6 onderzoeken met de kinderen? Ik wil bij deze opzet mijn kennis van Ontwikkelingsgericht Onderwijs gebruiken omdat ik geloof dat dat een manier is om kinderen persoonlijk te betrekken bij de lesstof. Eigenlijk klinken woorden als kennis, leren en lesstof in de ogen van dit concept veel te rationeel en klinisch. Het gaat om leren in de praktijk met hoofd, hart en handen. Het is een prachtig concept dat Joodse wortels blijkt te hebben. De grondlegger ervan is een seculiere jood en het Bijbels mensbeeld waar wij christenen ons in herkennen komt er prachtig tot zijn recht: een mens is uniek en onzelfgenoegzaam. Het heeft aan zichzelf niet genoeg, de mens heeft taal nodig om gedachten te verwoorden en betekenissen te delen. Betekenissen uit heden en verleden om er in de toekomst mee aan de slag te kunnen. Leren is altijd samen leren. Ik vraag me af, is dat misschien een goede vertaling van lernen: samen leren?
Terug naar het brood. Wat is brood eigenlijk? Eigenlijk is het gewoon tot meel vermalen graan, dat vermengd met water en gist wordt gekneed, vervolgens een uurtje rijst en een uurtje wordt gebakken in de oven. Het is zoveel beter verteerbaar en eetbaar dan graan of meel en het is voedzaam. Je kunt er weer even tegen. Een mooi beeld eigenlijk: malen, kneden, rijzen, bakken en kauwen. Dat is wat we met de kinderen ook gaan doen: we dompelden ze onder in het thema ons dagelijks brood, ontdekken wat de Bijbel hierover zegt en hoe volwassenen hier tegenaan kijken. Vervolgens maken we een maaltijd klaar voor drie andere groepen die op een andere manier aan dit thema werkten.
Als ik lees in Johannes 6, zie ik dat Jezus ook gewoon met dat dagelijkse eten begint. De mensen krijgen honger: ze voelen het aan den lijve. Pas dan geeft Jezus hen brood. Hij schakelt er een kind bij in, want die was zo slim om wat brood mee te nemen. Hoe kan ik de kinderen hierbij inschakelen? Zij die, zoals Rikkert Zuiderveld het zo mooi zegt, hun ouders als het ware horen bidden: geef ons heden ons dagelijks brood en één voor in de diepvries. Om betekenissen aan te boren en op verhaal te komen gebruiken we bij OGO vaak attributen, beelden of verhalen. Ik zoek op internet en vind foto’s van Peter Menzel. Hij fotografeerde voedsel voor een week als een stilleven met mensen, zittend op een kleed of staand achter een tafel. Daarop staat hun eten voor een week. Overladen tafels met pizza’s en cola, maar ook kleden vol groente en granen. En een foto met het minimum rantsoen voor een week zoals de World Health Organisation (WHO) het adviseert. Ik laat de foto’s op mijn inwerken en ze raken me.
Als ik later aan anderen vertel over onze bijeenkomsten en deze foto’s erbij laat zien, moet ik altijd meer tijd nemen dan ik van tevoren had bedacht. Ook hen raken de foto’s. Dat is ook het geval met de kinderen. De oh’s en ah’s zijn niet van de lucht. Ze zien allerlei details, overeenkomsten en verschillen. Ze wordt aan het denken gezet.
We staan stil bij ons dagelijks brood. Ik zet een boodschappentas vol met spullen pontificaal op tafel: brood, pindakaas, pasta, rijst, een zak snoep, een pak melk en een blikje cola. Ik haal ze één voor één uit mijn tas en vraag me hardop af wat goed zou zijn voor een gezond ontbijt! De kinderen denken mee. En wat zou een dakloze in de stad eten? Het roept heel wat reacties op.
We kijken naar de foto’s van Menzel en dan geef ik ze de opdracht op te schrijven wat ze zelf op één dag eten. We hebben ontdekt: we leven in overvloed. Het is een wonder! Maar waar komt het vandaan? We lezen het verhaal over het manna in de woestijn en praten er verder over na. We zijn er de hele ochtend zoet mee.
Ik sluit af met het lezen van een tekst uit Spreuken 30: “Maak me niet arm maar ook niet rijk, voed me slechts met wat ik nodig heb.” (Spreuken 30:8-9)En we bidden het Onze Vader: “Geef ons heden ons dagelijks brood.”
Dan is het tijd om onze hongerige magen te vullen. Na de pauze bezoeken we een molenaar en kijken we naar een filmpje van een bakker. We krijgen brood mee van de bakker. Gewoon even bezig zijn met fysiek graan en brood is een goede afwisseling met het denkwerk van vanmorgen. De meeste kinderen zijn al wel eens naar een molen geweest. Een volgende keer zouden we naar het distributiecentrum van AH in ons dorp kunnen gaan. Ik ben zelf ook best benieuwd hoeveel voedsel daar langs komt en wat dat doet met de kinderen! Maar nu is de dag voorbij. We gaan naar huis. We hebben genoeg om op te kauwen, letterlijk en figuurlijk.
Tijdens de voorbereiding las ik de hele gebeurtenis in Johannes nog eens door en ontdek ik dat Jezus tegen de schare, die volgende dag terugkomt, zegt: jullie komen terug omdat jullie weer honger hebben maar ik heb brood dat eeuwig leven geeft. Ik besef dat Jezus het een dag laat duren voor hij verder gaat met zijn boodschap. Wat bijzonder dat wij ook twee dagen de tijd hebben. Zo hebben we tijd voor trage processen, slow looking. Het voelt als een verademing en een exemplarisch voorbeeld van hoe het ook kan.
De volgende dag komen de kinderen terug. De boodschappentas staat nog op tafel en de lijsten met eten voor een dag hangen op. Ik ben benieuwd of het lukt om nieuwe ervaringen, inzichten, kennis en vaardigheden toe te voegen. We kijken eerst maar ééns naar onze tekeningen en luisteren naar Vijf broden en twee vissen van Elly en Rikkert. “Vijf broden en twee vissen, het was niet eens zo veel. Maar toen de Heer ze zegende, kreeg iedereen zijn deel.” Brood is belangrijk om te leven. God geeft het ons. Ik vraag de kinderen wat er nog meer belangrijk is om te kunnen leven en te groeien? Krijgen we dat ook van God? Wat hebben we echt nodig? Rondom de zin ‘van God gekregen’ schrijven en tekenen we onze gedachten. Om ideeën op te doen, luisteren we met onze ogen dicht naar een lied van Marco Borsato:
Ik lig op m’n rug in het gras / En aanschouw de maan / Ik vraag haar of zij misschien weet / Waarom wij bestaan / / Laat me zien / Waar ik voor leef / Laat me voelen / Wat ik geef / Een moment zodat ik weet / Dat alles niet voor niets is / Geweest
Ja, het is best een lastige vraag. Wat zegt de Bijbel over brood en over geluk? Jezus vindt brood ook belangrijk. Hij deelt het zelf uit. We lezen over de wonderbare spijziging: Vijf broden en twee vissen uit Johannes 6. Na het wonder zegt Hij: ‘Ik ben het brood des levens: hij die tot mij komt, zal nooit hongeren; en hij die in mij gelooft, zal nooit dorst hebben ”(NBG, Johannes 6:35). Dat kan toch niet? Wat bedoelt Hij hier mee?
Natuurlijk heb je brood nodig. Dat heb ik jullie ook gegeven. Maar steeds krijg je weer honger. Als je bij mij hoort, krijg je nog veel meer. En uiteindelijk krijg je eeuwig leven en kunnen we voor altijd bij elkaar zijn. Waarom staat het er zo en niet anders? God wil dat we in leven blijven én dat we gelukkig worden. De Bijbel staat vol met beloftes: God belooft ons in de Bijbel heel veel. Voor nu al, maar ook voor later. Ik deel enveloppen uit met daarin Bijbelse beloften. De kinderen maken hun envelop open en lezen zachtjes de tekst.
“De Heer ziet alles op aarde. Als hij ziet dat mensen hem met hun hele hart vertrouwen, geeft hij hun kracht en hulp.” (2 Kronieken 16:9) en “De Heer zorgt voor mij, zoals een herder voor zijn schapen zorgt. Hij geeft me alles wat ik nodig heb. Hij leidt mij, zoals herder zijn schapen leidt naar groen gras en fris water.” (Psalm 23:1).
We lopen er letterlijk nog eens omheen. Overal in de ruimte heb ik briefjes opgehangen met dingen waar je gelukkig van kan worden. Ik vraag de kinderen er langs te lopen en erover te praten met elkaar. Wat heb je nodig om echt gelukkig te worden? Ze zijn het er unaniem over eens: het gaat niet om speelgoed en lekker snoep maar om liefde, vriendschap of genieten van de natuur. Dat is een mooie uitkomst waar we mee verder kunnen. Maar nu eerst eten.
Als we verzadigd en verkwikt zijn, gaan we verder. Die mooie beloftes die we net lazen, passen daarbij. Maar kunnen die je voeden? Kun je daar vol van zijn? Heb je dan nooit meer echt honger? Hoe zit dat? Laten we vanmiddag aan andere mensen vragen hoe andere mensen dit beleven. Oudere mensen bijvoorbeeld, mensen die dit Bijbelverhaal goed kennen, mensen uit onze kerk.
Tijdens mijn voorbereiding kwam ik al snel op het idee om gemeenteleden te bezoeken want ik wil steeds intergenerationeel leren, de wijsheid van oudere mensen erbij betrekken en samenbrengen met de onbevangenheid van kinderen. Dat is waar leren omgaat: dat we van elkaar leren, samen leren / lernen. Het joodse lernen is kennis bijbrengen en zelfontdekkend en bevragend leren. Dus niet alleen kijken naar de letterlijke tekst, maar ook een spade dieper gaan. Graven in de tekst. Ter inleiding op ons bezoek lezen we een stukje uit psalm 78 uit de Bijbel in gewone taal:
“Luister allemaal naar mijn woorden. Luister goed, want ik wil jullie iets leren. Wijze woorden wil ik spreken, wijze woorden over het verleden, over dingen die vroeger gebeurd zijn en die wij van onze voorouders hoorden. Ook onze kinderen moeten dat weten. Wij zullen hun het verhaal vertellen over de machtige daden van de Heer, de wonderen die hij heeft gedaan?”
Dit is een psalm van Asaf. Zijn naam betekent bewaarder en die naam past goed bij hem. Asaf is net als zijn vader Berechja zang- en muziekmeester bij koning David. Hij leerde het liederen maken van zijn vader, ze zijn een muzikale familie. Asaf is de bewaarder van de woorden die hij van zijn vader leert. En hij leert ons in zijn liederen om Gods woorden te bewaren, hij leert ons om Gods woorden weer door te geven. Een van die mooie liederen van Asaf is psalm 78. Het lied is net een estafette. In het lied laat de dichter ons steeds iets moois over God horen. In de eerste ronde lopen opa en oma. Die geven het weer door aan papa en mama. En die geven het weer door aan de kinderen.
De Bijbel geeft ons in deze psalm en in psalm 105 en 106 drie redenen om door te vertellen: omdat je van de geschiedenis kunt leren, om God groot te maken en als schuldbelijdenis. Ik hoop dat we God ontmoeten doordat gewone gemeenteleden vertellen hoe ze hun geloof in de praktijk brengen, over wat ze in hun leven hebben meegemaakt en hoe God daar een rol in speelt. Dan wordt ‘het grote verhaal van God’ concreet in de ‘kleine verhalen van mensen’.
Ik heb de mensen, die we gaan bezoeken, ter voorbereiding een paar vragen gestuurd. Ook hen heb ik geprobeerd aan het denken te zetten over de diepste zin in hun leven. En ik laat de kinderen nieuwe vragen bedenken. Hun eigen vragen zodat het ook hun eigen gesprek wordt. Met al onze bagage, met alles wat we de afgelopen dagen hebben ontdekt, gaan we in groepjes van vier op pad. We worden gastvrij ontvangen en het is bijzonder om te merken hoe goed de ouderen zich hebben voorbereid. Ze hebben mijn vraag erg serieus genomen en het wordt een bijzondere gesprekken over diepe vragen. En dat naar aanleiding van het meest basale van ons leven: dagelijks brood.
Als we terug zijn gaan we nog even door met kauwen. We lezen hoe David zijn gedachten op papier zet door middel van een lied: een psalm. Zo komen we in de stemming om zelf een lied te maken over wat we gehoord en gezien hebben. Zo kunnen we woorden gegeven aan de dingen die we hebben geleerd en waarover we hebben nagedacht: wat vind ik hier van? Hoe deel ik dit met anderen? En met God? En om het meteen concreet toe te passen: we gaan ons lied voorlezen bij de opening van de maaltijd die we straks met de andere groepen samen gaan nuttigen.
De kinderen vinden het spannend maar gaan gemotiveerd aan de slag. Ze maken mooie teksten. Dit is er één:
Een lied voor God, van Annelieke, Anouschka, Martijn en Johannes
Hij is vol liefde en geluk
Hij maakte de natuur
Hij is er voor jou en mij
Wij zijn dankbaar dat Jezus onze koning wil zijn
En dat wij dagelijks brood ontvangen
Hij is de grootste, de sterkste
Hij is alles om ons heen
Hij heeft Zijn Zoon aan ons gegeven
Wij zijn dankbaar dat Jezus onze koning wil zijn
En dat wij dagelijks brood ontvangen
Vertrouwen en liefde, van Jeanine, Fabiënne, Aniek en Caroline
Ik ben het brood des levens
Brood is mijn lichaam, wijn is mijn bloed
Wie mij iets kleins geeft, maak ik groot
Ik maak van 5 broden en 2 vissen
Eén groot avondmaal
Ik blijf voor de mensen zorgen
Ze lezen hun lied bij de opening van de maaltijd en sommigen vinden dit zo mooi om te doen dat ze na afloop naar me toe komen en vragen of ze het ook bij de andere groep voor mogen lezen. Natuurlijk mag dat. Wat is het mooi om kinderen zo betrokken te zien. En ik verwonder me des te meer als ik later hoor dat deze twee meiden dyslexie hebben!
Die gezamenlijke maaltijd is trouwens een must bij dit thema. Hoe kun je het zoveel over eten hebben en niets eten? Bovendien, in vrijwel elke cultuur is de maaltijd een plek van ontmoeting. Je deelt iets van jezelf, je ontvangt iets van de ander. Het schept een band. Door heel het Bijbelboek Lucas heen, kun je lezen dat Jezus met men¬sen aan tafel ging. Maaltijden hadden voor Jezus geen centrale plek omdat hij gewoon van eten hield, maar omdat die feest¬maaltijden voor hem een symbool waren van het koninkrijk van God. We hebben er iets van ervaren: we deelden aards en hemels brood in onze gemeenschap en leerden elkaar en misschien ook God beter kennen.
Ondertussen gaat dit verhaal al jaren met me mee. En telkens wordt het aangevuld. Zo spreek ik een paar jaar later de bakker die er bij was. Hij is ondertussen clubleider geworden en heeft in een overdenking stil gestaan bij brood dat eeuwig leven geeft. Van één van de meisjes die aanwezig was op de vakantiebijbelclub krijgt hij precies te horen wat hij nog vergeten is. En dat van een meisje dat niet snel serieus mee zal doen aan een Bijbelstudie. Wederom ben ik verrast door de kracht van het verhaal.
En dan nog een laatste aanvulling die me pas overkwam. Ik was bezig originele teksten van de grondlegger van de lesmethode, die ik hier gebruikt heb, te lezen. Hij is een seculiere jood, die in de tijd van de Russische revolutie overleefde door thuis een jood te zijn en buitenshuis een man. In het artikel dat ik las geeft hij met de woorden not by bread alone, aan dat het in het Jodendom niet over brood gaat maar dat het Jodendom het menselijk verlangen stilt naar het paradijs (zie Deuteronomium 8:3). Hij volgt hiermee de traditionele rabbijnse leer, die steeds benadrukt dat geestelijke armoede veel erger is dan materiële armoede.
Ook Jezus volgt deze traditionele rabbijnse leer. Dit bedoelt Jezus wanneer hij zegt ik ben het brood dat leven geeft:
“Luister! Gewoon brood verdwijnt als je het opeet. Maar het hemelse brood geeft eeuwig leven. Doe je uiterste best om dat brood te krijgen. De Mensenzoon kan het je geven. Want God, de Vader, heeft hem die macht gegeven.” (Joh. 6:27, Bijbel in gewone taal)
Amen.
Zie ook een artikel over De rol van leren in het jodendom